Hemeltergend

‘Ben je uit de hemel gevallen?’ vraagt een jongen die nauwelijks nog op zijn benen kan staan mij. Ik ben moe, chagrijnig, ongesteld en lichtelijk gedesoriënteerd. ‘Nee,’ antwoord ik dus maar, volgens mij naar waarheid. Ik had geen idee dat die hemeltergende zin nog acceptabel was. Een uur later vraagt een andere jongeman mij, weer zo’n klassieker, de weg. Ik wijs hem naar de verkeerde tram. Stap zelf bijna op diezelfde verkeerde tram. Weet ons allebei naar de goede te leiden. Val bijna voor de tram. Niet echt aantrekkelijk, maar ach, het is in ieder geval niet uit de hemel.