Heerlijk zacht

Heerlijk zacht

Ik ben zo zacht. En dan bedoel ik niet van buiten, al heb ik genoeg vet en zal ik zelfs op mijn dunst niet met botten prikken. Overal hoort een laagje weefsel en een huid van zijde heen.

Nee ik bedoel, ik ben zo zacht, zo zacht van binnen. En dan niet alleen als een lillerig ei, die met een kleine prik uitloopt en je besmeurt. En ook niet alleen als het pluche van de sofa van de psychiater, die je lief aankijkt en je toch in zijn kaders keurt.

Ik ben daar dieper onder zo zacht op een manier dat ik de wereld niet aan kan, of de wereld mij niet. Vijfduizend lagen opgebouwde hardheid heb ik uiteindelijk afgeworpen. De strenge psychiater heb ik in de hoek gezet. En nog minstens duizend lagen heb ik weer opgebouwd. Het ei heeft weer zijn eigen schil. Van een angstig kind ging ik naar een harde puber. Toen weer naar een foetus en uiteindelijk naar deze vrouw.

Geen doel die de middelen heiligt, niet spelen met emoties, begrijpen wat de ander bevangt en inhaken. Maar ook niet hulpeloos en reddeloos angstig verloren zoekend naar een warmtebron, een aandachtsstroom. En zelfs niet andermans emoties meevoelen en denken dat ik het doormaak. Blijk ik uiteindelijk na al die tijd, schipperend tussen al die persoonlijkheden uit een hele andere clusters in het psychiatrisch handboek, geen van allen te zijn.

Maar gewoon zacht. Zo zacht dat mijn cluster B me wil gebruiken en mijn cluster C zich wil verbergen. Zo zacht dat ik gedoemd was om linksom of rechtsom een masker te ontwerpen en een stoornis te ontwikkelen. Of gebruikt te worden op een manier die ptss of een burn-out zou uitlokken.

Te menselijk om mens te zijn. Iedereen die ik ooit heb gekend, nu ken of in de toekomst in mijn vangnet verstrikt raakt, en oh, vooral ikzelf, schrikt enorm van deze gedachte. Ik ben sociaal angstig en heb onmiskenbare trekken uit het dramatische stoornissenspectrum. Ik ben kortom, zeer niet-normaal. Het idee dat ik menselijk ben is al een soort gedachtenoefening.

Maar ik ben een mens. Eentje die eigenlijk veel te lief is om je over mijn grenzen te laten walsen. Te gelukkig om iemand anders mijn bron van energie te maken. Te meevoelend om mezelf te verliezen. Te zacht om mezelf de schuld te geven als het eens niet gaat zoals ik wil.

Onder al die lagen en lagen opgespelde en afgeweekte etiketten zit iemand waar ik heel blij van word.