“hoi”, schreeuwt het meisje boven de muziek uit. Ik kijk haar niet begrijpend aan. “Hoi”, gilt ze, nu op haar hoogste volume. Helaas voor haar is het nummer net opgehouden. Verschillende mensen draaien zich lacherig om. Ze haalt haar schouders op, onverstoorbaar. “Ben jij niet Anne?” zegt ze iets zachter. Nu komt ze weer nauwelijks boven het volgende nummer uit. Discotheken zijn niet aan te raden voor mensen die graag praten. Ik kijk naar haar gezicht, maar herken haar niet. Toch steek ik mijn hand uit. “Klopt, en jij?”
Eén sigaret en vier bier later weet ik nog steeds bijna niets.
Haar naam is Sofie. Haar krullen dansen om haar gezicht en haar ogen zijn adembenemend blauw. Maar ik ken haar niet uit mijn via-via roddelcircuit, dus verder weet ik niets van haar. Ze weet wel veel van mij. Heel veel. Dat ik potten vergelijk met kuddedieren. Dat ik ooit op straat ben geslagen met een zweep. Dat ik geen problemen heb alles te vertellen over mijn seksleven. Dat ik in de verleiding ben gekomen om vreemd te gaan. Dat ik met mijn zusje praat over Marlies Dekkers beha’s, dat ik een gruwelijke hekel heb aan de feestdagen en dat ik aan heterofobie lijdt. Dat ik biomedische wetenschappen heb gestudeerd, maar niets liever wil dan een boek schrijven. Maar wat ze vooral onthouden lijkt te hebben van al die columns, is dat ik hou van jagen en wegrennende vrouwen.
Want ze blijft onbereikbaar dichtbij.
“Is het niet confronterend, al die vreemde mensen die alles van je weten?” vraagt ze. Ik probeer een eerlijk antwoord te bedenken, maar ben afgeleid door haar ogen. “Nee joh, wat maakt het uit?,” zeg ik stoer. “Ik heb heel veel dingen verzonnen.” We lopen naar de bar voor nog een rondje bier, terwijl ik nadenk over al die columns die ik ooit heb gepubliceerd. Ik heb altijd gedacht aan toekomstige werkgevers, of mijn ouders. En toch heb ik dingen gewoon gezegd. De sekscolumn was niet moeilijk, het vertellen van mijn mishandeling ook niet. Het moeilijkste, echt het moeilijkste, waren de columns waarin ik niet veel vertelde, maar alles blootgaf.
“Soms trilde ik als ik een column instuurde,” geef ik toe. “Vooral het laatste jaar. Het kwam allemaal heel dichtbij.” Soms als ik op de verzendknop drukte, kneep ik mijn ogen even dicht. Er was een dun laagje vernis, maar ik denk dat iedereen daar wel doorheen keek.
Zou Sofie het ook hebben gezien?
Ze zegt niets, wenkt me alleen naar het rooklokaal voor nog een sigaret. “Heb je een roze string gedragen op de Gay Pride?” vraagt ze uiteindelijk. Ja, dat heb ik echt. “Heb je een bibberpen gebruikt als vibrator? En kan je spuiten?” vraagt ze. ik antwoord niet, en dat is al antwoord genoeg. “Spelen homo’s volgens jou vaak een spel?” ik knik. “Vind je jezelf echt een bitch?” Ja, ook dat vind ik nog steeds. “Spreek je Marcel uit je voorstelcolumn nog steeds?” Ik kijk haar aan. “Hij heette geen Marcel, maar laatst sprak ik hem op facebook.” Dat is tegenwoordig de beste methode om in contact te blijven.
Het ging ongeveer zo:
– Hoi
* Hoi
– Zit je tegenwoordig in Londen?
* Ja, volg je mijn twitter?
– Daar zag ik het ja, het ontbijt daar is vies dus?
* Klopt, maar ik verdien hier genoeg!
– Ik heb mijn studie afgerond en ben nu een tekstschrijver…
* Ik weet het, ik zag het op Hyves
– Het verdient minder, maar ik heb het echt naar mijn zin
* Ja, ik las het, gefeliciteerd!
– En hoe gaat het nu met je kleurenblindheid?
“Hij weet alles van me,” antwoord ik Sofie. “Behalve dat ik een string droeg op GayPride.”
En hoe vreselijk onzeker, depressief, en alleen ik kan zijn.
Ze kijkt me verbaast aan. “Niet iedereen weet álles van me,” lach ik. “Straks weet niemand het meer. Het is tijd voor mijn laatste column.” Ik heb nu echt genoeg verteld. Sofie, deze mooie vreemde, weet waarschijnlijk meer van me dan mijn eigen moeder. Dan is het echt tijd om op te houden. “Zullen we teruggaan naar het feest?” vraag ik haar. Ze kijkt naar de klapdeuren die leiden naar een rumoerige, dronken danszaal. “Nee laat maar, zegt ze. “Ik praat liever dan dat ik dans.” We drinken ons biertje leeg en lopen richting de uitgang. “Marcel,” zegt ze dan. “Mmm?” antwoord ik.
“Zijn jullie echt zo uit elkaar gegroeid?”
Het kost me nog vijf liter bier en een prachtige avond in haar bed om uit te leggen dat mensen nu eenmaal verdwijnen. Zelfs met twitter, hyves, en facebook is er niet genoeg tijd om al je contacten te onderhouden. En zo hoort het ook. Gelukkig hoef je met de huidige technologie niemand echt te verliezen. Of je nu binnen vijf, of honderd stappen met iemand verbonden bent. Als je iemand wilt kennen, google. Als je mij wilt kennen, zoek.
Je weet me altijd te vinden.