Het is weer flirttijd, merk ik als ik over straat loop. Mijn ogen doen dat soms. Stralen alsof ze een stiekem onderonsje hebben met wie ze toevallig ook vangt. En dan een knipoog. Het is een zenuwtrek, maar hij komt voort uit een andere onrust dan zenuwen. Zelfs mijn lichaam knipoogt mee, mijn heupen wiegen en mijn pas is een kadans. Ik weet ergens wel dat ik ongelukkig ben, maar voor verdriet voelen ben ik te ver uit balans. Mijn gespannen spieren stuwen me almaar voort, mijn hart ligt in duizend scherven verspreid over straat. En ik blijf onvermoeibaar dansen.