Mijn kat woont hier al een jaar of drie. Het was lastig haar te vinden, kleine Peper. Daar gingen dagen van marktplaatsen, buren en bellen aan vooraf. En toen een treinreis naar Haarlem. In een vastgeplakte kartonnen doos heb ik haar naar huis gevoerd. Het duurde drie dagen voordat ze op schoot klom, nu is ze er met geen stok vanaf te krijgen.
Het enige wat Peper nodig heeft, is aandacht; heel veel aandacht. Soms wat brokjes of een slokje water. Maar het liefst wil ze gewoon op schoot liggen en geaaid worden. Het duurde even voordat ik haar had, maar ze is de moeite waard. De beste huisgenoot die je je kunt wensen.
En dan wordt je op een dag wakker en heb je een nieuwe.
Een tweede huisgenoot. Zonder marktplaats, zonder bellen, of oneindige reizen naar weet ik veel waar naar toe. Zonder smsjes en cadeautjes en andere romantische ongein. Eerst denk je: het is seks. Dan denk je: het is seks en knuffelen. En op een morgen word je wakker en denk je: verrek; ze is hier nu al twee weken, ik moet haar toch eens naar huis sturen.
Ze moet weg. Want het wordt te gek. Waar is het feminisme, ik kan alles met iedereen doen, ik kan prima alleen leven? Waar is het avonden aan één stuk uitgaan en iedereen zoenen die in je handen komt? Waar is het ‘fuck de lesbische symbiose, ik ben niet zo’? Waar is de vrijheid om naar je vrienden te gaan wanneer je dat wilt? Ik wil niet eens meer. Want ik kom thuis na een lange dag werken en er is eten. En er is wijn. En er is een tekening van mijn kat op het prikbord. Dan is morgen vroeg genoeg om haar de deur te wijzen.
Ik rekte het tot het te laat was.
Op een avond is alles anders. Mijn kamer, die zo langzamerhand geëvolueerd was tot een hol waar zelfs een rat zijn neusje voor op zou halen, is niet meer. Geen kranten op de vloer, geen stof op de lamp, geen afwas op het aanrecht. Zelfs de kast is ingeruimd. Ze heeft voorgoed een stempel gedrukt op mijn levensruimte.
Daar sta ik dan in een opgeruimd huis. Twijfelend tussen een half-oprechte uitroep van blijdschap en een oprecht furieuze klap. Tijd om haar spullen op straat te gooien.
Maar er is wijn. Er is eten. Ze steekt een sigaret tussen mijn lippen en gaat de keuken boenen. “Ga je uit met je vrienden vanavond?” klinkt het vrolijk. Ze vindt het allemaal goed. Uitgaan met wie ik wil, wanneer ik wil. Me alleen laten als ik alleen wil zijn. Zoenen als ik, onverhoopt, zo gek ben om toch weer verliefd te worden.
Het enige wat ze wil, is aandacht.
Geen brokjes of water. Geen kattenbak of snoepjes. Ze wil alleen maar aandacht. Op je schoot liggen en geaaid worden. Wat kan ik me in godsnaam nog meer wensen?
Ze blijft.